Een ondernemer heeft recht op de zelfstandigenaftrek als hij in een jaar aan het urencriterium voldoet. Dat is het geval wanneer hij ten minste 1.225 uren en meer dan 50% van zijn tijd aan zijn onderneming besteedt. De tijd die een ondernemer besteedt aan werkzaamheden van ondersteunende aard in een samenwerkingsverband met een verbonden persoon telt niet mee voor het urencriterium, als het ongebruikelijk is voor niet-verbonden personen om een dergelijk samenwerkingsverband aan te gaan.
Een echtpaar dreef in de vorm van een vennootschap onder firma een garagebedrijf. Aanvankelijk was het garagebedrijf een eenmanszaak van de man. De winstverdeling was 40% voor de vrouw en 60% voor de man. De Belastingdienst was van mening dat de vrouw vrijwel uitsluitend werk van ondersteunende aard verrichtte en dat het samenwerkingsverband ongebruikelijk was. De vrouw zou geen recht hebben op de zelfstandigenaftrek, omdat zij niet voldeed aan het urencriterium.
De rechtbank accepteerde de verklaring van de vrouw, dat zij vrijwel alle voorkomende werkzaamheden in de onderneming verrichtte. Haar man was na een burn out niet op zijn oude werkniveau teruggekeerd. De vrouw verrichtte daardoor de volgende werkzaamheden:
De rechtbank vond mede van belang dat de vrouw tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid van haar echtgenoot de onderneming ruim een half jaar alleen en zelfstandig heeft gedreven. Er was geen sprake van het hoofdzakelijk verrichten van ondersteunende werkzaamheden. De vrouw voldeed aan het urencriterium en had recht op zelfstandigenaftrek.