De staatssecretaris van Financiën heeft schriftelijk gereageerd op berichten dat de Belastingdienst informatie achter zou hebben gehouden voor het gerechtshof en de Hoge Raad. Dat zou zijn gebeurd in een procedure van een zwartspaarder. Aan de zwartspaarder waren navorderingsaanslagen opgelegd nadat de Belastingdienst van een tipgever informatie had gekregen over tegoeden in het buitenland. De Belastingdienst wilde de identiteit van de tipgever niet openbaar maken. Anonimiteit kan echter niet worden gegarandeerd.
De Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat procespartijen, mits zij daar voldoende reden toe hebben, weigeren om inlichtingen te verstrekken of stukken over te leggen. Ook kunnen zij de bestuursrechter mededelen dat alleen hij kennis mag nemen van de inlichtingen of stukken. De bestuursrechter beslist of de weigering of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
De Belastingdienst heeft aangeboden om de tipgever anoniem te laten getuigen en om de naam vertrouwelijk aan de rechter te melden. Van dit aanbod is door de rechter geen gebruik gemaakt. Het beleid van de Belastingdienst is de identiteit van de tipgever zo lang mogelijk – voor anderen dan de rechter – geheim te houden. Dat beleid is gepubliceerd en dus bekend bij de rechterlijke macht en bij de advocatuur. Van misleiding van de rechterlijke macht door de Belastingdienst is geen sprake.
In de overgelegde overeenkomst met een tipgever zijn sommige passages weggelakt om de identiteit van de tipgever te beschermen en om de privacy van individuele ambtenaren van de Belastingdienst te beschermen. Daarnaast zijn de passages weggelakt die inzicht in de werkwijze van de Belastingdienst geven, zoals over de wijze waarop de Belastingdienst feiten achterhaalt, onderzoekt en zijn werkprocessen inricht. Na een uitspraak van de geheimhoudingskamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 februari 2016 heeft de Belastingdienst besloten bepaalde passages niet langer weg te lakken.
In een eerdere procedure voor de rechtbank Gelderland werd het verzoek van de inspecteur om het contract met een tipgever deels zwartgelakt te mogen verstrekken afgewezen. De Belastingdienst heeft daarom geweigerd het contract over te leggen. De rechter heeft aan die weigering geen gevolgen verbonden en de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard. Tijdens de procedure bij de rechtbank heeft de Belastingdienst aangeboden om de tipgever als getuige te horen. De rechtbank vond dat niet nodig. In hoger beroep heeft het hof in verband met de procesorde geen kennis willen nemen van een ongeschoonde versie van het contract. Twee FIOD-medewerkers die betrokken waren bij de onderhandelingen met de tipgever zijn als getuigen gehoord. Met een beroep op hun geheimhoudingsplicht hebben zij geweigerd de naam van de tipgever te noemen. Het hof heeft geoordeeld dat zij tot antwoorden verplicht waren. De FIOD-medewerkers hebben tegen dat oordeel beroep in cassatie ingesteld.
De president van het gerechtshof heeft aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie van een misdrijf, namelijk het beïnvloeden van getuigen door het ministerie van Financiën. Het hof heeft de Belastingdienst in het ongelijk gesteld. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar een ander hof voor een nieuwe behandeling. De FIOD-medewerkers zijn door de Hoge Raad in het gelijk gesteld. Volgens de Hoge Raad kunnen ambtenaren die tot dezelfde dienst behoren als de inspecteur niet worden gedwongen om informatie prijs te geven die de inspecteur niet wil verstrekken. Na het arrest van de Hoge Raad heeft de president van het hof zijn aangifte bij het Openbaar Ministerie ingetrokken. De belanghebbende in de procedure heeft naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 februari 2016 besloten een verzoek om herziening van het arrest van de Hoge Raad in te dienen.