Het Hof van Justitie EU heeft in 2015 prejudiciële vragen van de Hoge Raad over de 150-kmgrens in de 30%-regeling beantwoord. Volgens het Hof van Justitie EU is deze beperking toegestaan en is geen sprake van indirecte discriminatie of van een belemmering van het vrije verkeer van werknemers.
De Hoge Raad heeft nu arrest gewezen met inachtneming van het arrest van het Hof van Justitie EU. Van een indirecte discriminatie of een belemmering van het vrije verkeer van werknemers is volgens het Hof van Justitie EU pas sprake als de 30%-regeling systematisch aanleiding geeft tot een duidelijke overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten. In dat licht oordeelde de Hoge Raad dat de wetgever de vrijstelling heeft willen laten aansluiten bij de werkelijke extraterritoriale kosten.
Uit onderzoek van de Advocaat-generaal blijkt niet dat de 30%-regeling in de praktijk systematisch leidt tot een duidelijke overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten. De Hoge Raad merkt op dat de overwegingen van het Hof van Justitie EU over systematische overcompensatie alleen betrekking hebben op ingekomen werknemers die voordien meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens woonden. De Hoge Raad neemt aan dat die werknemers in het algemeen meer extraterritoriale kosten hebben dan andere ingekomen werknemers. Er zal bij deze groep minder snel sprake zijn van duidelijke overcompensatie dan bij de gehele groep ingekomen werknemers. Het hanteren van een vast percentage van het loon kan met name bij hoge beloningen tot overcompensatie leiden, maar dat betekent niet dat de regeling systematisch tot een duidelijke overcompensatie leidt.