Bij iemands overlijden moet erfbelasting betaald worden door de erfgenamen over hun aandeel in de nalatenschap. Afhankelijk van de relatie tussen erflater en erfgenaam heeft de erfgenaam recht op een zekere vrijstelling van belasting. Voor de partner van de erflater geldt een hoge vrijstelling. Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2016 onder voorwaarden ook voor een mantelzorger. De voorwaarden zijn dat de erflater als ontvanger van de mantelzorg geen partner mag hebben om te voorkomen dat de hoge vrijstelling tweemaal voor dezelfde nalatenschap wordt verstrekt en dat de mantelzorger het zogenaamde mantelzorgcompliment moet hebben genoten. De hoge vrijstelling voor de mantelzorger is overigens niet bij de vrijstellingen geregeld, maar door de mantelzorger die aan de voorwaarden voldoet aan te merken als partner van de erflater.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat de hoge vrijstelling ook geldt voor een gehuwde mantelzorger. Volgens de rechtbank dient de eis dat de erflater ongehuwd moet zijn ter voorkoming van twee verkrijgers die recht hebben op de hoge vrijstelling van erfbelasting. De eis dat de mantelzorger ongehuwd moet zijn om in aanmerking te komen voor de hoge vrijstelling heeft volgens de rechtbank geen enkele functie. Er is sprake van een ongelijke behandeling zonder rechtvaardigingsgrond. Het verschil in behandeling laat zich niet verklaren door de wetsgeschiedenis of het systeem van de wet. De rechtbank kwam tot dit oordeel in een procedure van een getrouwde vrouw. Haar vader woonde in bij het gezin en ontving tot aan zijn overlijden mantelzorg van zijn dochter. Na het overlijden van vader werd aan de dochter het mantelzorgcompliment toegekend. De enige reden om de hoge vrijstelling niet toe te passen was de burgerlijke staat van de vrouw.
De Belastingdienst heeft volgens een mededeling van de staatssecretaris van Financiën hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.