De pensioenregeling van een werknemer moet zijn ondergebracht bij een pensioenfonds of bij een levensverzekeringsmaatschappij. Anders dan voor reguliere werknemers bestaat voor een dga daarnaast de mogelijkheid om zijn pensioenvoorziening door de BV in eigen beheer te laten opbouwen. Over opbouw van pensioen in eigen beheer is veel te doen. Door steeds strengere voorschriften is de vorming van een pensioen in eigen beheer niet echt interessant meer voor de dga. De staatssecretaris van Financiën heeft op verzoek van de Eerste en Tweede Kamer twee mogelijke alternatieven uitgewerkt. Hierbij gaat het om de oudedagsbestemmingsreserve, een fiscale reserve in eigen beheer voor de oude dag, en het oudedagssparen, een variant op een beschikbarepremieregeling met een vast oprentingspercentage.
Aanpassing van de bestaande regeling voor pensioen in eigen beheer is alleen zinvol als de regelgeving en de uitvoering daarvan eenvoudiger worden. Belangrijk uitgangspunt is dat de ingelegde middelen beschikbaar blijven voor de financiering van de onderneming.
1. De oudedagsbestemmingsreserve
De oudedagsbestemmingsreserve moet belastingvrije reservering voor een oudedagsvoorziening mogelijk maken zonder afdwingbare rechten voor de dga in de opbouwfase. De BV heeft dus geen verplichting om de reserve om te zetten in een oudedagsvoorziening voor de dga. De reserve moet uiteindelijk worden gebruikt voor de aankoop van een lijfrente voor de dga of voor gelijkmatige uitkeringen door de BV. Dat moet uiterlijk twee maanden na het bereiken van de AOW-leeftijd (tenzij de dga doorwerkt) of zes maanden na overdracht van de aandelen in de BV.
De jaarlijkse toevoeging aan de reserve is een percentage van het loon van de dga tot een maximum van € 100.000, verminderd met een franchise. De BV kan jaarlijks kiezen of zij toevoegt aan de reserve. Inhalen van niet toegevoegde bedragen in een later jaar is niet mogelijk. Rente wordt in de opbouwfase niet berekend. In de uitkeringsfase wordt de reserve jaarlijks opgerent met de marktrente, gebaseerd op het U-rendement.
Bestaande pensioenaanspraken kunnen naar keuze worden omgezet in een oudedagsbestemmingsreserve. Kiest de dga daar niet voor, dan wordt de pensioenverplichting bevroren.
2. Oudedagssparen in eigen beheer
Deze regeling vraagt om een nieuw wettelijk kader in de loonbelasting naast de regelingen voor pensioen. De gedachte van het oudedagssparen is dat jaarlijks een bepaald percentage van het loon opzij wordt gezet binnen de BV. Per jaar wordt gekozen of en zo ja, hoeveel opzij wordt gezet. Inhaal in een later jaar is niet mogelijk. De dga heeft vanaf de start een afdwingbaar recht op het gespaarde bedrag. Jaarlijks wordt rente toegevoegd ter grootte van de marktrente volgens het U-rendement. Het gespaarde bedrag inclusief rente moet uiteindelijk worden gebruikt voor de aankoop van een lijfrente of in gelijkmatige termijnen in 20 jaar worden uitgekeerd aan de dga. Dat moet uiterlijk twee maanden na het bereiken van de AOW-leeftijd (tenzij de dga doorwerkt) of zes maanden na overdracht van de aandelen in de BV.
Ook tijdens de uitkeringsfase vindt oprenting plaats. Anders dan de oudedagsbestemmingsreserve is het oudedagssparen tijdens de opbouwfase fiscaal en commercieel vreemd vermogen. Verschillen tussen de fiscale en commerciële waardering in de opbouwfase zijn er waarschijnlijk niet. Het oudedagssparen in eigen beheer heeft door het karakter van vreemd vermogen invloed op de mogelijkheid om dividend uit te keren.
Bestaande pensioenaanspraken kunnen naar keuze worden omgezet in oudedagssparen. Kiest de dga daar niet voor, dan wordt de pensioenverplichting bevroren.
Beide mogelijkheden tegen elkaar afwegend spreekt de staatssecretaris een voorkeur uit voor het oudedagssparen. Die voorkeur is gebaseerd op de eenvoudigere regeling en betere uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst en het vermijden van verschillen in commerciële en fiscale waardering.