Op grond van een arrest van het Hof van Justitie EU uit 2013 mag voor de vrijstelling van btw van sportverenigingen geen onderscheid gemaakt worden tussen prestaties aan leden en aan niet-leden. Naar aanleiding van dit arrest is een analyse gemaakt van de financiële gevolgen die een verruiming van de btw-vrijstelling heeft voor gemeenten en sportverenigingen. Duidelijk is dat de vrijstelling zoals deze in de Nederlandse Wet is opgenomen moet worden aangepast. In eerdere jurisprudentie van het Hof van Justitie EU is al uitgemaakt dat de vrijstelling van btw ook geldt voor de ter beschikkingstelling van een sportterrein, omdat deze prestatie onontbeerlijk is voor de sportbeoefening. Op termijn zal de huidige vrijstelling verruimd moeten worden. Vanwege de budgettaire gevolgen zal dit echter niet op korte termijn gebeuren.