De staatssecretaris van Financiën heeft het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd. Sinds enkele jaren wordt apart van het jaarlijkse Belastingplan een tussentijds wetsvoorstel met fiscale maatregelen ingediend. Het doel hiervan is een meer over het jaar heen gespreide behandeling van fiscale wetsvoorstellen. Het wetsvoorstel bevat enkele inhoudelijke maatregelen en voor het overige technische en redactionele wijzigingen.
1. Rentekorting personeelslening
Door de nihilwaardering in de loonbelasting van het rentevoordeel van een personeelslening kan een ongewenst tariefvoordeel binnen de eigenwoningregeling ontstaan. Dat tariefvoordeel is het gevolg van de op 1 januari 2014 ingevoerde afbouw van het percentage voor de aftrek van eigenwoningrente van 52% naar 38% in stappen van 0,5% per jaar. Het tariefvoordeel treedt alleen op bij werknemers met een inkomen dat in de vierde tariefschijf van de loon- en inkomstenbelasting valt. Om dit tariefvoordeel op te heffen vervalt de nihilwaardering voor het rentevoordeel van de personeelslening. Het eigenwoningrentevoordeel kan niet als eindheffingsbestanddeel worden aangewezen.
2. Bankspaarvariant uitvaartverzekering
De per 1 januari 2010 ingevoerde vrijstelling in box 3 voor een bankspaarvariant voor de uitvaartverzekering wordt afgeschaft. Geen enkele bank biedt dit product aan vanwege de geringe spaarbedragen en de hoge kosten van introductie en onderhoud van de benodigde administratieve systemen. De vrijstelling in box 3 voor de uitvaartverzekeringen blijft bestaan.
3. Houdsterverliesregeling
De houdsterverliesregeling beperkt de verrekening van verliezen in de vennootschapsbelasting tot winsten uit jaren waarin de vennootschap houdster- of financieringsmaatschappij was. In september 2014 heeft de Hoge Raad vier arresten gewezen over de houdsterverliesregeling. Op grond van deze arresten gelden verliezen in de jaren van aanvang en beëindiging van houdsteractiviteiten veelal niet als houdsterverlies en geldt de aftrekbeperking dus niet. Ter voorkoming van een structureel verlies aan belastinginkomsten wordt de regeling aangepast per 1 januari 2016.
4. Dividendbelasting
De teruggaafprocedure in de dividendbelasting voor niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen rechtspersonen wordt uitgebreid. Deze geldt dan ook voor publiekrechtelijke rechtspersonen en privaatrechtelijke overheidslichamen die op grond van de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen belastingplichtig zijn en die een aandelenbelang hebben dat is toe te rekenen aan het objectief vrijgestelde deel van de onderneming.
5. Teruggaafregeling BPM bij export van motorrijtuigen
De teruggaafregeling van de BPM bij export wordt volgens het voorstel alleen nog verleend als het motorrijtuig duurzaam is ingeschreven in een ander EU- of EER-land.
6. Nihiltarief motorrijtuigenbelasting
Met ingang van 1 januari 2016 geldt voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van 0 g/km een nihiltarief motorrijtuigenbelasting. Abusievelijk is in het Belastingplan 2015 dat nihiltarief alleen geregeld voor personenauto’s en niet voor bestelauto’s, motorrijwielen en andere voertuigen.
7. Belasting op leidingwater
Het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2014 bevatte een vereenvoudiging van de belasting op leidingwater door afzonderlijke watervoorzieningen niet langer in de heffing te betrekken. Deze wijziging is geschrapt in verband met het vervallen van het heffingsplafond van 300 m3 per jaar per aansluiting. Bij het Belastingplan 2015 is het heffingsplafond heringevoerd. Daarom wordt de eerder voorgestelde vereenvoudiging nu opnieuw voorgesteld, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015.
8. Energiebelasting
Voor de toepassing van het verlaagde tarief voor aardgas voor glastuinbouwbedrijven wordt als aanvullende voorwaarde opgenomen dat dit tarief niet geldt voor een onderneming in moeilijkheden in verband met de Europese regels inzake staatssteun.