Een van de belastingen die gemeenten volgens de Gemeentewet mogen heffen is de forensenbelasting. Dat is een belasting die wordt geheven van natuurlijke personen die in een andere gemeente wonen maar in de gemeente die de belasting heft op meer dan 90 dagen van het jaar de beschikking hebben over een gemeubileerde woning. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad wordt bij een combinatie van verhuur en eigen gebruik een gedeelte van het jaar waarin eigen gebruik niet uitdrukkelijk is uitgesloten toegerekend aan het eigen gebruik.
De eigenaar van een recreatiewoning in de gemeente Bergen verhuurde zijn woning voor 10 maanden per jaar aan zijn BV. Over het jaar 2008 legde de gemeente een aanslag forensenbelasting aan hem op. Bij de behandeling van het bezwaar beoordeelde de heffingsambtenaar het huurcontract van de woning. Op grond daarvan concludeerde de heffingsambtenaar dat de eigenaar van de woning niet belastingplichtig was voor de forensenbelasting. Over het jaar 2009 werd geen aanslag forensenbelasting opgelegd. Over 2010 werd, zij het pas in 2012, wel een aanslag opgelegd. Volgens Hof Amsterdam was dat in strijd met het vertrouwensbeginsel. Bij de behandeling van het bezwaar over 2008 heeft de heffingsambtenaar een weloverwogen standpunt ingenomen. De eigenaar van de woning heeft daaruit kunnen concluderen dat hij ook in latere jaren niet belastingplichtig zou zijn voor de forensenbelasting indien hij de woning op dezelfde wijze aan zijn BV zou verhuren. Het hof heeft om die reden de aanslag over 2010 vernietigd.