De directeur en enig aandeelhouder (dga) van een BV had geld geleend van zijn BV. De geldlening was bedoeld voor de financiering van een woning in Frankrijk. De schuld aan de BV bedroeg € 1.815.000. Als zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst van geldlening verstrekte de dga een positieve en negatieve hypotheekverklaring. Deze verklaring hield in dat de dga geen verplichtingen tegenover andere geldschieters mocht aangaan en geen hypotheek of andere zekerheid voor andere schulden mocht verlenen zonder voorafgaande toestemming van de BV. In 2010 leende de dga € 1.500.000 van een bank voor de aankoop van een woning. Als zekerheid voor deze lening verstrekte de dga een recht van hypotheek op de woning in Frankrijk. Deze woning werd in 2011 verkocht. Met de verkoopopbrengst werd de lening van de bank afgelost. De dga had ook een schuld in rekening-courant aan de BV. Deze schuld liep van 2007 tot en met 2010 op van ruim € 300.000 tot meer dan € 3,7 miljoen. Het vermogen van de dga was in de jaren 2009 en 2010 negatief. De Belastingdienst merkte het oplopen van de rekening-courantschuld in de jaren 2009 en 2010 plus een bedrag van € 1.500.000 aan als uitdeling van winst door de BV aan de dga.
Hof Arnhem-Leeuwarden vond aannemelijk dat de rekening-courantschuld aan de BV niet (meer) zou worden afgelost. De toename van de rekening-courantschuld was daarom terecht als uitdeling aangemerkt. Door het verstrekken van een recht van hypotheek aan de bank schond de dga de voorwaarden van de leningovereenkomst. Hierdoor verminderde de dga de verhaalsmogelijkheden van de BV met een bedrag van € 1.500.000. De BV moet daarvan op de hoogte zijn geweest. Iedere andere schuldeiser zou direct actie hebben ondernomen ter behoud van rechten. Door dat niet te doen heeft de BV zich verhaalsmogelijkheden laten ontgaan en de dga bevoordeeld. Ook dat bedrag is terecht aangemerkt als een uitdeling.