De Wet IB 2001 bevat een regeling voor de aftrek van de kosten van een monumentenpand. Voorwaarde voor de aftrek van kosten is dat het pand is ingeschreven in een van de registers van de Monumentenwet 1988. De mogelijkheid van aftrek van kosten bestaat zowel voor eigen woningen als voor monumentenpanden in box 3. De Monumentenwet stelt niet expliciet de voorwaarde dat een monument op het Nederlandse grondgebied moet zijn gelegen, maar die voorwaarde vloeit wel voort uit het stelsel van de wet.
Volgens het Hof van Justitie EU is deze voorwaarde niet in strijd met het Europese recht. Het Hof van Justitie EU heeft onlangs arrest gewezen in een procedure van een Nederlands staatsburger, die in België woonde in een kasteel dat daar als historisch monument is aangemerkt. De eigenaar verwierf zijn inkomen in Nederland en had om die reden gekozen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige in Nederland. Omdat het kasteel niet in de Nederlandse registers is ingeschreven, had hij volgens de Belastingdienst geen recht op aftrek van de kosten van onderhoud. De Rechtbank Breda was van oordeel dat het recht op aftrek niet kan worden beperkt tot in Nederland gelegen monumenten. Hof Den Bosch deelt deze opvatting. De Hoge Raad heeft het Hof van Justitie EU gevraagd om een prejudiciële beslissing. Volgens het Hof van Justitie EU beperkt de Nederlandse regeling de vrijheid van vestiging, maar is geen sprake van discriminatie tussen ingezetenen en niet-ingezetenen. Zij bevinden zich niet in een vergelijkbare situatie. De wettelijke regeling is bedoeld om het cultuurhistorisch erfgoed van Nederland te behouden en te beschermen. Die mogelijkheid staat ook open voor belastingplichtigen die eigenaar zijn van een in Nederland gelegen monumentenpand maar in een andere lidstaat wonen.