De Belastingdienst vraagt bij betaling om de vermelding van een betalingskenmerk. Betalingen met een onjuist kenmerk worden teruggestort. Betaling met een onjuist kenmerk kan leiden tot het opleggen van een naheffingsaanslag wegens te late betaling. Hof Amsterdam heeft in 2008 geoordeeld dat de Belastingdienst, gezien de omvang van het betalingsverkeer en de automatische verwerking daarvan, mag eisen dat een betalingskenmerk wordt vermeld. Naheffing is dan terecht wanneer geen of een onjuist kenmerk wordt vermeld, aldus het hof. De Hoge Raad heeft deze uitspraak vernietigd. Volgens de Hoge Raad is de verschuldigde belasting door overmaking betaald. Voor naheffing bestaat dan geen aanleiding.
De rechtbank Gelderland neemt aan dat dit arrest van de Hoge Raad berust op uitleg van bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek. Daarin is bepaald dat girale betaling plaatsvindt op het moment waarop het geld op de rekening van de schuldeiser wordt bijgeschreven.
Anders dan de Hoge Raad vindt de rechtbank dat de gewoonte en de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat een betaling aan de Belastingdienst moet worden gedaan onder vermelding van het juiste betalingskenmerk. Een betaling zonder het juiste kenmerk wordt direct teruggestort omdat niet traceerbaar is waarop deze betrekking heeft. Volgens de rechtbank heeft een schuldeiser de mogelijkheid om girale betaling uit te sluiten. De schuldeiser kan ook een bepaalde rekening aanwijzen met uitsluiting van andere rekeningen. Dan is het volgens de rechtbank ook mogelijk dat de schuldeiser, in dit geval de Belastingdienst, alleen girale betaling accepteert als het juiste kenmerk is vermeld.