Om recht te hebben op ondernemersfaciliteiten als de zelfstandigenaftrek moet een ondernemer voldoen aan het urencriterium. De ondernemer die in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en in het kalenderjaar recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft mogelijk recht op de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid. De ondernemer hoeft daarvoor niet te voldoen aan het urencriterium maar wel aan het verlaagde urencriterium. Het verlaagde urencriterium betekent dat de ondernemer in het kalenderjaar niet 1.225 uren aan zijn onderneming moet besteden, maar slecht 800 uren.
Een onderneemster claimde dat zij aan het verlaagde urencriterium had voldaan. Duidelijk was dat zij alleen aan dit urencriterium voldeed als de uren die zij had besteed aan therapie tot de werkzaamheden voor haar onderneming konden worden gerekend. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden was de therapie gericht op het lichamelijk herstel van de onderneemster. De omstandigheid dat het herstel noodzakelijk was om haar werkzaamheden te hervatten maakte niet dat deze uren waren besteed aan de onderneming.
Het hof overwoog nog dat ook afgezien van het niet voldoen aan het verlaagde urencriterium de onderneemster geen recht had op de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid. De onderneemster had wel recht op een uitkering van haar arbeidsongeschiktheidsverzekering, maar deze verzekering hield geen bijzonder verband met specifieke beroepsrisico’s. Dat betekende dat de premie voor deze verzekering niet tot haar beroepskosten kon worden gerekend en dat de uitkering niet in de winst viel. De uitkering voldeed daarmee niet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Volgens het hof had de inspecteur de periodieke uitkeringen terecht als inkomsten uit vroegere arbeid aangemerkt.