Volgens de Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad blijft de 150-kmgrens in de 30%-regeling overeind. Naar de mening van de A-G is geen sprake van een duidelijke overcompensatie in de regeling. Het bestaan van een duidelijke overcompensatie zou een reden zijn om de 150-kmgrens niet toe te staan.
In een procedure bij de Hoge Raad over de 30%-regeling heeft de A-G een aanvullende conclusie genomen. In eerste instantie besloot de Hoge Raad om prejudiciële vragen voor te leggen aan het Hof van Justitie EU. Deze vragen hadden betrekking op de per 1 januari 2012 ingevoerde afstand van 150 km van de Nederlandse grens als criterium voor toepassing van de 30%-regeling. Volgens het Hof van Justitie EU is de 150 km-voorwaarde niet in strijd met het vrije verkeer van werknemers, tenzij de regeling een duidelijke overcompensatie inhoudt van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten. Of dit laatste het geval is, dient de nationale rechter uit te zoeken. In zijn aanvullende conclusie gaat de A-G in op dat onderzoek. Naar zijn mening gaat het niet om een lastig uit te voeren empirisch onderzoek, maar om wat de wetgever voor ogen stond. Volgens de A-G leidt de regeling met name voor de groep met hogere inkomens wel tot overcompensatie, maar is geen sprake van systematische en duidelijke overcompensatie van de groep ingekomen werknemers als geheel. De conclusie van de A-G is dat het beroep in cassatie verworpen moet worden.