Een ondernemer heeft recht op zelfstandigenaftrek als hij aan het urencriterium voldoet. Het urencriterium houdt in dat de ondernemer in het kalenderjaar ten minste 1.225 uren aan zijn onderneming moet besteden. Wanneer de ondernemer daarnaast in loondienst werkzaam is, geldt als aanvullende eis dat hij meer dan de helft van zijn totale arbeidstijd besteedt aan zijn onderneming. Deze aanvullende eis staat bekend onder de naam grotendeelscriterium.
Uit een arrest van de Hoge Raad uit 2003 volgt dat reistijd voor activiteiten van de onderneming meetelt bij de berekening van het urencriterium. Volgens Hof Den Haag geldt dat ook voor reistijd die gemoeid is met woon-werkverkeer voor de dienstbetrekking. Door het meetellen van de reistijd voor de dienstbetrekking voldeed een ondernemer niet aan het grotendeelscriterium. Dat had tot gevolg dat hij geen recht had op zelfstandigenaftrek. Eerder had de rechtbank geoordeeld dat deze reistijd niet meetelde omdat de werkgever deze uren niet als werktijd aanmerkte en de werknemer die tijd niet vergoed kreeg. Het al dan niet aanmerken als werktijd en/of het al dan niet vergoeden van reistijd is volgens Hof Den Haag niet van belang voor het toerekenen van deze tijd aan de dienstbetrekking.