Een dga had een schuld in rekening-courant aan zijn BV. In 2009 ontving de dga een uitkering uit een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule. Het bedrag van de uitkering was ruim € 122.000. In datzelfde jaar betaalde de dga € 122.000 aan de BV, verdeeld in vier bedragen van respectievelijk € 27.500, € 50.000, € 15.000 en € 29.500. De omschrijving op de bankafschriften was “terugbetaling”. De dga claimde dat hij een lening had verstrekt aan de BV ten bedrage van € 122.000. Toen de BV in 2011 failliet ging wilde hij dit bedrag als afwaardering op de lening ten laste brengen van zijn inkomen in box 1.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden maakte de dga zijn stelling dat hij een lening had verstrekt aan de BV niet aannemelijk. Er was geen overeenkomst van geldlening of enig ander bewijs voor een lening, terwijl de bankafschriften duidden op een aflossing van de rekening-courantschuld van de dga. Het hof verklaarde het beroep van de dga ongegrond.