Een lening tussen gelieerde partijen is onzakelijk als de geldverstrekker een debiteurenrisico loopt dat een onafhankelijke derde niet zou hebben geaccepteerd. Behoudens bijzondere omstandigheden wordt ervan uitgegaan dat het debiteurenrisico is aanvaard met de bedoeling het belang van de gelieerde partij te dienen. Een eventueel verlies op de geldlening komt niet in mindering op de winst of het inkomen van de geldverstrekker. Een lening kan aanvankelijk zakelijk zijn, maar tijdens de looptijd onzakelijk worden. Ook dan geldt dat een eventueel verlies niet (meer) in mindering komt op de winst of het inkomen.
Een dga, die een lening had verstrekt aan zijn BV, heeft volgens de rechtbank gedurende de looptijd van de lening zijn positie als schuldeiser verslechterd. Met instemming van de dga wijzigden de BV en de bank de bestaande kredietovereenkomst. De kredietfaciliteit van de BV werd daardoor uitgebreid, maar de BV moest extra zekerheden geven. De dga moest zich borg stellen en de bank stelde als voorwaarde dat de door hem aan de BV verstrekte lening werd achtergesteld bij de kredieten van de bank. Door de verslechtering van zijn positie als schuldeiser te accepteren werd de lening aan de BV onzakelijk. Volgens de rechtbank zou een onafhankelijke derde het door de dga geaccepteerde debiteurenrisico niet hebben genomen. Gevolg van de onzakelijkheid van de lening was dat de latere afwaardering niet aftrekbaar was van het inkomen van de dga.