Om een bijtelling bij zijn inkomen te voorkomen moet een werknemer met een auto van de zaak overtuigend kunnen bewijzen dat hij de auto voor niet meer dan 500 kilometer op jaarbasis privé gebruikt. Dit bewijs kan geleverd worden met een sluitende rittenregistratie. De uitvoeringsregeling loonbelasting bevat een opsomming van gegevens die een rittenregistratie moet bevatten om als bewijs te dienen. Het bewijs kan ook op andere wijze dan met een rittenregistratie worden geleverd. In de praktijk blijkt dat laatste lastig.
De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag loonbelasting op over 2011 aan een werknemer met een auto van de zaak. De werknemer hield een rittenregistratie bij waarin hij dagelijks achteraf de ritten invoerde. Hij noteerde de kilometertellerstand van de auto aan het begin van het jaar in de rittenregistratie. Door het jaar heen maakte hij gebruik van de dagteller om het aantal gereden kilometers te bepalen. Dat aantal verdeelde hij over de adressen die op een dag had bezocht. In een aantal gevallen maakte hij gebruik van vaste afstanden. In andere gevallen bepaalde hij de afstand met een routeplanner. De eindstand van de rittenregistratie vergeleek de werknemer regelmatig met de kilometertellerstand. Afrondingsverschillen en afwijkingen op de route werden niet gecorrigeerd in de rittenregistratie. De Belastingdienst was er niet van overtuigd dat het privégebruik niet meer dan 500 kilometer bedroeg, aangezien op een aantal dagen elders was gereden dan was verantwoord in de rittenadministratie. De werknemer verstrekte een verbeterde rittenregistratie en gaf een verklaring voor de geconstateerde fouten in de oorspronkelijke rittenregistratie. Opmerkelijk was dat de Belastingdienst dezelfde wijze van registreren voor het jaar 2012 wel afdoende bewijs vond.
Tijdens het hoorgesprek naar aanleiding van het door de werknemer ingediende bezwaarschrift gaf de belastingambtenaar te kennen dat de werknemer uiteindelijk had voldaan aan de op hem rustende bewijslast, maar dat hij niet was gemachtigd om de naheffingsaanslag te vernietigen.
De rechtbank en in hoger beroep Hof Den Haag waren van oordeel dat de werknemer overtuigend had bewezen dat het privégebruik niet meer dan 500 km bedragen had. De werknemer had plausibele verklaringen gegeven voor de door de inspecteur geconstateerde afwijkingen. Het hof merkt nog op dat het zich niet aan de indruk kon onttrekken dat de inspecteur de wettelijke bepalingen over de rittenregistratie als doel beschouwt en niet als middel om te voldoen aan de bewijslast.